ALGEMENE VOORWAARDEN ALLROUND EXPRESS KOERIERDIENST

BETALINGSVOORWAARDEN

TRANSPORT EN LOGISTIEK NEDERLAND ALGEMENE BETALINGSVOORWAARDEN
Betreffende de betalingen van aan de vervoerder opgedragen vervoer-, opslag- en overige logistieke werkzaamheden vastgesteld door Transport en Logistiek Nederland, gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te ’s Gravenhage op 1 oktober 1993, aktenummer 238.

 ARTIKEL 1: BETALINGEN

1. De vracht en verdere op de goederen drukkende kosten zijn bij gefrankeerde zending opeisbaar op het moment dat de afzender / opdrachtgever de vrachtbrief aan de vervoerder overhandigt, dan wel op het ogenblik dat de vervoerder de opdracht aanvaardt.
2. Indien ongefrankeerde zending is overeengekomen, is de geadresseerde bij inontvangstneming van de goederen verplicht de vracht, het uit anderen hoofde ter zake van het vervoer verschuldigde en verdere op de goederen drukkende kosten te betalen; indien hij deze op eerste aanmaning niet voldeed, is de afzender / opdrachtgever hoofdelijk met hem tot betaling verplicht.
3. Indien de vervoerder –anders dan bij ongefrankeerde zending- op verzoek van de afzender / opdrachtgever de vracht, het uit anderen hoofde ter zake  van het vervoer verschuldigde en verder op de goederen drukkende kosten met betrekking tot het verrichte transport in rekening brengt bij de geadresseerde of een derde, blijft de afzender / opdrachtgever tot betaling van deze bedragen verplicht indien de geadresseerde of de derde deze op de eerste aanmaning niet voldeed.
4. Indien de vervoerder een factuur zendt, is de debiteur verplicht deze binnen 14 dagen na factuurdatum te voldoen.
5.  Facturen worden geacht door de debiteur te zijn geaccepteerd en akkoord bevonden,  indien niet binnen 8 dagen na factuurdatum de vervoerder een schriftelijk bezwaar heeft bereikt.
6. Indien de debiteur in verzuim is, is hij verplicht naast de hoofdsom de wettelijke rente te betalen.
7. Eventuele betalingen zullen vooreerst in mindering strekken op de vervallen rente en vervolgens op de hoofdsom.

ARTIKEL 2: COMPENSATIE

1.   De afzender / opdrachtgever is niet gerechtigd schuld vergelijking toe te passen ten aanzien van bedragen,  welke de vervoerder krachtens enige met hem gesloten overeenkomst in rekening brengt, tenzij de vervoerder de vordering schiftelijk heeft erkend.

ARTIKEL 3: INCASSO

1. De vervoerde is gerechtigd om alle noodzakelijke gemaakte buitengerechtelijke kosten ter incasso aan degene die gehouden is tot betaling in rekening te brengen. De  buitengerechtelijke kosten, met een minimum van 15% van de hoofdsom, zijn eerst verschuldigd vanaf het moment dat de debiteur in verzuim is en de verordering uit handen is gegeven.
2. Voor de omvang van de buitengerechtelijk kosten geldt, de declaratie van de betreffende advocaat, deurwaarder of incassobureau als bewijs.

ARTIKEL 4: RETETIERECHT

1. De vervoerder heeft jegens ieder, die daarvan afgifte verlangt, een retentierecht op goederen en documenten, die hij in verband met de vervoerovereenkomst onder zich heeft. Dit recht komt hem echter niet toe jegens een derde, indien hij op het tijdstip dat hij de goederen ten vervoer ontving, reden had te twijfelen aan de bevoegdheid van de afzender / opdrachtgever jegens die derde de goederen ten vervoer ter beschikking te stellen.
2. Tegenover d afzender / opdrachtgever of de ontvanger / geadresseerde kan de vervoerder het recht van retentie uitoefenen o de goederen, gelden en documenten voor hetgeen hem verschuldigd is of zal worden ter zake van het vervoer van de goederen.
3. Hij kan dit recht tevens uitoefenen voor hetgeen bij wijze van rembours op de goederen drukt.
4. De vervoerder kan het in de leden 2 en 3  toegekende recht van retentie eveneens uitoefenen voor  hetgeen hem door de afzender / opdrachtgever nog verschuldigd is in verband met voorgaande vervoerovereenkomsten.
5.  Zolang de goederen niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen, heeft de vervoerder het recht om van de afzender / opdrachtgever te vorderen, dat zekerheid gesteld wordt voor de vracht en alle vorderingen die hij ten laste van de afzender / opdrachtgever heeft of zal krijgen en heeft hij het recht het vertrek van het vervoermiddel uit te stellen, dan wel een eenmaal aangevangen vervoer op te schorten, zolang niet aan zijn vordering tot stellen van zekerheid is voldaan.
6.   De vervoerder is nimmer aansprakelijk voor eventuele schade die uit een uitstel of opschorting als hierboven is genoemd voortvloeit.

ARTIKEL 5: PANDRECHT

1.   Alle goederen, documenten en gelden, welke de vervoerder uit welken hoofde en met welke bestemming ook onder zich heeft of zal krijgen, strekken hem tot onderpand voor alle vorderingen, welke hij ten laste van de afzender / opdrachtgever of van de eigenaar heeft of mocht krijgen.
2. Bij niet voldoening van de vordering geschiedt de verkoop van het onderpand in het openbaar dan wel door middel van onderhandse verkoop, indien hieromtrent overeenstemming is bereikt bevoegdheid tot verkoop is ontstaan.

ARTIKEL 6: VERVANGENDE ZEKERHEID / UITSTEL VAN BETALING

1. De schuldenaar kan zich nimmer tegenover de vervoerder beroepen op hem ten aanzien van vorige opdrachten al dan niet uitdrukkelijk verleend uitstel van betaling, hetwelk de termijn van 14 dagen overschreed.
2. Indien de afzender / opdrachtgever, dan wel een derde namens de afzender / opdrachtgever een onherroepelijke, door de vervoerder geaccepteerde bankgarantie stelt voor de in lid 5 van ARTIKEL 4 (opschorting) en lid 1 van ARTIKEL 5 (pand) bedoelde vorderingen, komen alle rechten die de vervoerder heeft volgens het bepaalde in ARTIKEL 4 (retentie en opschorting) en ARTIKEL 5 (pand) te vervallen.

ARTIKEL 7: ADRESWIJZIGINGEN

1. De afzender / opdrachtgever is verplicht de vervoerder op de hoogte te houden van het adres, waarop hij bereikbaar is.
2.   Eventuele schaden, welke het gevolg zijn van het niet-nakomen door de afzender / opdrachtgever van de verplichting uit lid 1, komen nimmer ten laste van de vervoerde.

ARTIKEL 8

Deze voorwaarden kunnen worden aangehaald als de “Transport en Logistiek Nederland algemene betalingsvoorwaarden”.

TOELICHTING OP DE TRANSPORT EN LOGISTIEK NEDERLAND ALGEMENE BETALINGSVOORWAARDEN.

ALGEMEEN
Op 1 oktober 1993 zijn bij de Arrondissementsrechtbank te ’s Gravenhage de Transport en Logistiek Nederland algemene betalingsvoorwaarden en gedeponeerd, onder aktenummer 238. Deze betalingsvoorwaarden komen in plaats van de NOB-, CVO- en PCB algemene betalingsvoorwaarden.

 ARTIKEL 1
 Het uitgangspunt is dat de vracht opeisbaar is op het moment dat de opdrachtgever de vervoerder de vrachtbrief overhandigt, dan wel op het ogenblik dat de vervoerder de opdracht aanvaardt. Dit is gedaan om de vervoerder zekerheid te geven ten aanzien van de betaling. De vervoerder heeft de mogelijkheid om het vervoer op te schorten totdat de betaling is gegarandeerd.

ARTIKEL 1 LID 2 EN 3
De opdrachtgever blijft de vrachtdebiteur tegenover de vervoerder ook al verzoekt hij de vervoerder om de rekening bij een ander in te dienen. Bij ongefrankeerde zending is er hoofdelijk aansprakelijkheid van de opdrachtgever naast de geadresseerde.

ARTIKEL 2
De vervoerder heeft zelf wel de mogelijkheid om vorderingen van de opdrachtgever te compenseren met vorderingen die de opdrachtgever op hem heeft als het gaat om wederzijds niet betwiste vorderingen. Op de schuldvergelijking moet een schriftelijk beroep worden gedaan.

ARTIKEL 3
Om een beroep te kunnen doen op vergoeding van de kosten is het van belang dat –alvorens de incasso uit handen gegeven wordt een correcte schriftelijke aanmaning verzonden.

NB: Vrachtvorderingen verjaren in principe met een termijn van 1 jaar. Een tijdige en correcte aanmaning stuit de verjaring.

ARTIKEL 4
Lid 1 heeft betrekking op de situatie dat een eigenaar van de goederen de goederen buiten de vervoerovereenkomst van de vervoerder opvordert. De  vervoerder heeft in principe niets te maken met de eigendomsverhoudingen met betrekking tot de door hem vervoerde goederen. Het retentierecht in lid 2 e.v.heeft betrekking op het vast houden van de goederen tegenover de ontvanger en de afzender totdat de openstaande vorderingen van de vervoerder ook teer zake van eerdere vervoersovereenkomsten zijn voldaan of voor die vorderingen zekerheid is gesteld op grond van het bepaalde in ARTIKEL 6 van de voorwaarden.

ARTIKEL 5
Het pandrecht geeft de vervoerder met name in geval van een faillissement van de opdrachtgever een sterke positie. De vervoerder moet dan wel te goeder trouw zijn bij het krijgen van het pandrecht. In die gevallen, waarin de vervoerder weet of kan weten, dat de opdrachtgever waarschijnlijk niet tevens de eigenaar van de vervoerde goederen is (bijvoorbeeld bij een opdracht van een expediteur) kan een pandrecht niet worden uitgeoefend.